-
1 maladie
maladie [maalaadie]〈v.〉2 drang ⇒ hartstocht, zucht♦voorbeelden:maladies des tropiques • gele koortsmaladie de la vache folle • gekkekoeienziektemaladies cardio-vasculaires • hart- en vaatziektenmaladie honteuse • geslachtsziektemaladie mentale • geestesziektemaladie professionnelle • beroepsziektemaladie sexuellement transmissible • seksueel overdraagbare aandoeningattraper une maladie • een ziekte oplopencouver une maladie • een ziekte onder de leden hebbenen faire une maladie • zich dood ergerentraîner une maladie • maar niet van een ziekte afkomenmaladie de coeur • hartkwaalf1) ziekte2) hartstocht -
2 carrier
n. vervoerder van goederen of reizigers,een transporteur; drager (van een ziekte); vliegtuig-moederschip; transport maatschappij, scheepsbedrijf; vrachtwagen; stoomschip of boot dat goederen of passagiers vervoert; werker bij de posterijen die post draagt; iemand die kranten op speciale route verzorgt ; persoon of dier die een ziekte overdraagt op iemand maar er zelf niet aan lijdt; signaal dat wordt verzonden via een telefoonlijn als twee computers via modems met elkaar verbonden zijn (iComputers) telecommunicatiebedrijf[ kæriə]1 〈 benaming voor〉 vervoerder van goederen of reizigers ⇒ expediteur, transporteur; vrachtvaarder; expeditie/transport/vervoerbedrijf; luchtvaartmaatschappij; spoorwegmaatschappij; rederij5 (papieren/plastic) boodschappentas(je)6 postduif→ common common/ -
3 differential diagnosis
diagnose van een ziekte of conditie van anderen met overeenkomstige symptomen; lijst van mogelijkheden door arts gebruikt in verloop van diagnose van een specifieke ziekte -
4 verschleppen
verschleppen♦voorbeelden: -
5 sortir
sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:au sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)♦voorbeelden:les canines sont en train de sortir • de hoektanden komen dooren sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈 informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezensortez! • eruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:cela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders♦voorbeelden:se sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]4) uitlaten [hond]6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren -
6 convalesce
v. herstellen van een ziekte, genezen[ konvəles] -
7 precursor of illness
voorloper van een ziekte, voorteken van een ziekte -
8 pandemic
adj. veel voorkomend, heersend (van een ziekte)--------n. pandemie (alom verbreide ziekte)[ pændemmik] -
9 cure
n. genezing, geneesmiddel; predikantshulp--------v. genezen; helen; inpottencure1[ kjoeə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————cure21 kuren ⇒ een kuur ondergaan/doen3 verduurzaamd worden ⇒ roken, drogen1 genezen ⇒ beter maken, (doen) herstellen♦voorbeelden:cure someone of drinking • iemand van de drank afhelpencure oneself of bad habits • zijn slechte gewoonten afleren -
10 santé
santé [sãtee]〈v.〉1 gezondheid ⇒ gezondheidstoestand, welzijn♦voorbeelden:1 bonne année, bonne santé! • gelukkig nieuwjaar in goede gezondheid!meilleure santé! • beterschap!avoir une petite santé • een zwakke gezondheid hebbensanté publique • volksgezondheidn'avoir pas de santé • een slechte gezondheid hebbenrecouvrer la santé • van een ziekte herstellenrespirer la santé • blaken van gezondheidà votre santé! • op uw gezondheid!, proost!comment vont ces petites santés? • en, gaat het een beetje?→ maisonf1) gezondheid2) toast, dronk -
11 period
n. ongesteldheid; menstruatieperiode--------n. periode; uur; jaargetijde; lesuur--------n. punt; eind v.e. zin; tijdperkperiod1[ piəriəd] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 habits of the period • gewoonten uit die/onze tijdthe first period of a game • de eerste speeltijdmiss a/one's period • (haar menstruatie) een keertje overslaan4 I won't do it, period! • ik doe het niet, punt uit/en daarmee uit!————————period2♦voorbeelden:period furniture • stijlmeubelen -
12 sicken
v. ziek worden, het beu worden; misselijk maken, doen walgen[ sikkən]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ziek/misselijk maken ⇒ doen walgen -
13 eruption
n. uitbarsting; uitslag[ irrupsjn]2 (het opkomen/uitbreken van) huiduitslag♦voorbeelden:his angry eruptions • zijn boze uitvallen -
14 recovery
-
15 cure (someone of) a disease
-
16 incubation
n. uitbroeding; broed periode; incubatie tijd (van een ziekte)[ ingkjoebeesjn] -
17 make a quick recovery from an illness
English-Dutch dictionary > make a quick recovery from an illness
-
18 the eruption of a disease
-
19 galloping
adj. galoperend; verergeren (van een ziekte) -
20 symptomatology
n. symptomatologie (in geneeskunde-de(ken)tekenwetenschap; de (ken)tekens van een ziekte)
См. также в других словарях:
Murk van Phelsum — was a Dutch physician who was born 1730 and died 1779 in Sneek. He is most memorable as the namesake for the lizard genus Phelsuma. Van Phelsum started his medical studies on November 17, 1754 at the university of Franeker (Netherlands), where he … Wikipedia
Murk van Phelsum — (* 1730; † 1779 in Sneek) war ein Niederländischer Arzt. Er ist vor allem bekannt wegen der Echsengattung Phelsuma die nach ihm benannt wurde. Van Phelsum begann sein Medizinstudium am 17. November 1754 an der Universität von Franeker… … Deutsch Wikipedia
Murk Van Phelsum — Murk (ou Murck, Mark) van Phelsum est un médecin et un zoologiste néerlandais, né en 1730 et mort en 1779. Il commence ses études de médecine en 1754 à l’université de Franeker où il obtient son doctorat. Il commence à pratiquer à Bolsward, puis … Wikipédia en Français
Murk van phelsum — Murk (ou Murck, Mark) van Phelsum est un médecin et un zoologiste néerlandais, né en 1730 et mort en 1779. Il commence ses études de médecine en 1754 à l’université de Franeker où il obtient son doctorat. Il commence à pratiquer à Bolsward, puis … Wikipédia en Français
Murk van Phelsum — Murk (ou Murck, Mark) van Phelsum est un médecin et un zoologiste néerlandais, né en 1730 et mort en 1779. Il commence ses études de médecine en 1754 à l’université de Franeker où il obtient son doctorat. Il commence à pratiquer à Bolsward, puis … Wikipédia en Français
Marco van Hoogdalem — Spielerinformationen Geburtstag 23. Mai 1972 Geburtsort … Deutsch Wikipedia
Jan Baptist David — Jean Baptiste David Activités chanoine historien homme de lettres philologue … Wikipédia en Français
Pferd — (s. ⇨ Ross). 1. A blind Ferd trefft gleich (gerade) in Grüb herein. (Jüd. deutsch. Warschau.) 2. Alte Pferde achten der Peitsche nicht. Lat.: Psittacus senex ferulam negligit. (Gaal, 926.) 3. Alte Pferde gehen nicht durch. Holl.: Het hollen is… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bibliographie sur Brueghel l'Ancien — Article principal : Pieter Brueghel l Ancien. La bibliographie de Pieter Bruegel (ou Brueghel) l Ancien est indiquée par ordre alphabétique[1]. Les spécialistes reconnus sont indiqués en gras. Sommaire 1 A 2 B … Wikipédia en Français
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wolf — 1. Alten Wolf reiten Krähen. – Eiselein, 647. 2. Alten Wolf verspotten die Hunde. – Schlechta, 362. 3. Als der Wolf predigte, hatte er Gänse zu Zuhörern. 4. Als der Wolff in der Grube lag, wollt er ein heiliger Mönch werden. – Mathesy, 108a. 5.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon